Het wonder van eb en vloed - de Culatra slinger

Gepubliceerd op 16 oktober 2019 om 15:47

We liggen voor anker in het waddengebied van het eiland Culatra. 

Overal in de Algarve heb je een rotsenkust, behalve hier, op het meest zuidelijke puntje van Portugal, vlak bij de stad Faro. Kennelijk is alle erosie materiaal van de rest van Portugal hier bij elkaar gekomen en heeft deze zandbanken kust gevormd, die gegroeid zijn tot een paar eilanden, waarvan Culatra de grootste is (maar nog steeds vrij klein, een paar honderd meter breed en een paar kilometer lang).

 

Er is een dorpje op het eiland, een kleine vissershaven, een vuurtoren. En verder is tussen het eiland en het vasteland van Portugal een waddengebied, wat bij vloed maximaal ongeveer 8 meter diep is, maar waarvan de zandplaten bij eb 2 meter droogvallen.

 

Zoals de Waddenzee dus, maar op kleine schaal, het hele gebied is minder dan 10 kilometer van oost naar west, en minder dan twee kilometer van noord naar zuid.  

 

Door het klimaat van de Algarve is er hier in de nacht en ochtend vaak weinig wind, waardoor je kunt ankeren op spiegelglad water, heerlijk rustig.

 

Het enige geluid dat je dan hoort is van een snelle motorboot (er zijn hier een stuk of 15 beroepsvissers), en de chartervluchten naar Faro (die hier op bepaalde tijden van de dag bij bosjes langsvliegen en een paar kilometer verderop landen). 

 

De baai van Culatra is bij oceaanzeilers zeer bekend, vanwege de gunstige anker mogelijkheden. Wie hier vele weken lang liggen wil en zelfvoorzienend is, kan dat zonder kosten doen.

 

Onze binnenvaart was net na hoogwater, en daarbij stond er al een sterke tegenstroom, naar schatting 2 knoop. Halverwege tussen hoog en laag water met tegenstroom zou ik het afraden om de doorvaart bij Cabo Santa Maria te passeren. Maar we hadden gisteren geluk, nagenoeg geen wind en een betrouwbare dieselmotor (Gerrit deed het weer fantastisch).

 

De papieren detail kaart die we van dit gebied hebben bleek niet betrouwbaar. We hebben een kruisje op de kaart gezet waar het rustig en relatief diep was, maar bij het erheen varen merkten we aan de dieptemeter dat we op een zandbank afkoersen. Uiteindelijk liggen we nu ongeveer 100 meter noordelijker voor anker.

 

Om er zeker van te zijn dat we geen problemen met waterdiepte zouden hebben hebben we onze eigen zeebodem-survey gedaan: eerst het diepste punt van de geul gezocht, toen in de lengte van de geul 150 gevolgd, daarna met een driehoek varen eerst naar in noordoost en daarna naar noordwest, toen bleek dat hier overal de waterdiepte een veilige diepte gaf zijn we in het geometrische centrum van die driehoek voor anker gegaan.

 

We hebben nooit minder dan 4.5 meter water onder de kiel gehad.

 

 

Een ander jacht, een meter of 200 meter ten zuiden van ons ligt duidelijk op een zandbank. Het is een blauw jacht van een meter of 8, en maakt een flinke slagzij, wat er op lijkt te wijzen dat het schip in te ondiep water ankert. We zien met de verrekijker niemand op het schip, maar in het donker van de avond brand er wel licht in de kajuit. Slapen bij 40 graden slagzij, zal niet lekker zijn. Is er wel iemand aan boord? We zien helemaal niemand.

 

De volgende ochtend is er een wonder gebeurd. Het is in de tussentijd hoogwater geweest en is nu weer bijna laagwater, maar nu staat het blauwe jacht fier rechtop.

 

Hoe kan dit? Om dit surrealistische tafereel van nabij te bekijken gaat Edwin met de rubberboot naar de zandbank, de jongens gaan mee om rond te struinen.

 

Het jacht staat kaarsrecht op een kleine vin kiel (met een kogel onderaan). Het staat al sinds de vroege ochtend rechtop. Er lijkt niemand aan boord. Het schip heet Moby Dick, thuishaven onbekend, en voert een Belgische Vlag. In het wand hangt een grote Portugese vlag, net of het schip zich in dat land beter thuis voelt.

 

Sjouke Lute en Laurens Hendrik gaan op schelpenjacht. Ze vinden in korte tijd veel moois. We zien ooievaars, een witte reiger, en zelfs misschien een lepelaar (hij is te ver om goed te bezien, maar we zien wel een lange snavel met iets ronds aan het eind). 

 

We lopen over de zandbanken door tot het dat deel van Culatra wat altijd boven water blijft. Dit is een soort duinenlandschap met struikgewas en heide-achtige begroeiing. Er is op het eiland welgeteld 1 boom, hopelijk zijn ze daar zuinig op. 

 

Dan komen we op een plek waar een paar schepen ver op het droge liggen, alleen bij hoogwater worden ze net nat. Dit lijkt een plek voor lange termijn stalling van schepen. We zien een catamaran, fabrieksbouw, met zeilen er nog op. Je zou er zou mee weg kunnen varen, als er tenminste water onder de kiel was.

 

Daarnaast ligt een grotere catamaran, duidelijk een product van amateur-bouw, best aardig concept, met originele vondsten, maar van beperkte zeewaardigheid. De kajuit is zelfs piepklein. De staaldraad wanten zijn aan het dek bevestigd met een zeer twijfelachtig rijg-werkje van dun touw. Hmmm, ziet er niet so best uit. Op een tropisch paradijs in een beschutte inham kun je hier jaren lang plezier van hebben, maar de atlantische oceaan ermee oversteken zou ik afraden.

 

Vijftig meter verder ligt de meest bijzondere schip. Het lijkt van onder een polyester sloep met twee kleine kimkielen, waardoor je prima droog kunt vallen.

Ter verhoging van de zeewaardigheid is het hele schip aan de bovenkant bedekt met een blauwe, polyester opbouw waar aan de voor en achterkant een luik is. Een achterdek met stuurkuip is er niet. Geen idee hoe je op dit schip zou moeten varen. Maar als je veilig over de baren wil is een hermetisch afgesloten kajuit wel wat waard.

 

Dan ligt er nog een duidelijk afgedankt schip wat achter de eerste rij stuifzand ligt, kennelijk ligt dat er al jaren.

 

Sjouke Lute vind er nog een roestig stokanker van een meter, wat niet meer verbonden is met een schip, maar dat laten we maar liggen. Ook is er nog een kleine vuilstort plaats met afgedankt constructie materiaal van amateur scheepsbouwers. Jammer dat ze dat hier neergekwakt hebben.

 

 

We lopen via een kreekje terug naar de boot. Het water spoelt lekker langs onze voeten. Dan zien we prachtige langgerekte spiraalschelpen, echte juweeltjes. Daar neemt Edwin een handvol van mee.

 

Als de jongens de handenvol hebben met schelpen en het net laagwater is geweest gaan we terug naar de rubberboot. Vandaag hebben we hem geroeid, de afstand was maar kort. 

 

Terug op de Bleu Magenta eten we de lunch en wisselen ervaring uit. De dames hebben genoten van de zon op het voordek, de jongens van struinen, en Edwin van surrealisme in Culatra stijl (Scurrealisme). 

 

Dan wil Sjouke Lute nog een zandkasteel maken, om de vloed te testen, en na lang aandringen wil Laurens Hendrik wel mee.

Edwin escorteert beide naar de nu flink kleiner geworden zandbank, waar het blauwe schip nog steeds fier rechtop staat. De wind uit het zuiden lijkt hem niet te deren.

 

De jongens worden afgezet en Edwin roeit een stukje tegen de wind in om het wonder van de Moby Dick beter te bekijken. Hoe kan het dat het gister scheef lag en vandaag rechtop staat.

 

Om 13:56 gaat het schip een klein beetje hellen, het wassende water heeft de kiel bereikt. Twee minuten later, in minder dan een seconde, valt het schip met een doffe dreun op haar stuurboordskant. We denken zelfs dat we het servies aan boord hoorden rinkelen.

 

De natuurkundige in mij vraagt zich nu af: hoe kan het dat de vloed omgooit wat eb rechtop heeft gezet? Na enig denken is dit mijn hypothese.

 

Bij kalm weer en afnemend tij komt de kiel verticaal op een zandrug te staan. Het zand is onder water, dus doorweekt, en zal dus drijfzand achtig zijn. Het hele schip zinkt daardoor een stukje in de zandrug, en heeft daarbij bin het begin nog juist genoeg drijfvermogen om rechtop te blijven staan. Naarmate het water zakt, komt er steeds meer gewicht op de kiel (want het schip krijgt minder drijfvermogen door het vallende waterpeil). Als tenslotte de kiel helemaal droogvalt, droogt het aangestampte zand onder de kiel uit, wat een beetje een lijmwerking maakt. Sterk genoeg om een paar uur rechtop te blijven staan. 

 

Als het zand rond de kiel door het eerste water van de vloed aan een kant nat wordt, en weer drijfzand achtig wordt is het gedaan met het evenwicht, het schip valt met een doffe dreun. Het valt de kant op waar de zwakke wind heen waait.

 

In conclusie: iemand heeft hier een relaxatie slinger gemaakt die met eb, vloed, een drijvend lichaam met een asymmetrisch zwaartepunt en een smalle ondersteuning werkt, waarbij de effecten van gesuspendeerd granulair materiaal niet verwaarloosbaar zijn. 

 

Ik stel voor dit de Culatra slinger te noemen en wacht met belangstelling af wie van dit systeem de bewegingsvergelijkingen opstelt en deze wiskundig correct oplost. Hier zou iemand op kunnen promoveren.

 

Dan wachten we tot de waterstand net hoog genoeg is om over de zandrug heen te kunnen varen. We varen een laatste ereronde om de Moby Dick, een prachtig voorbeeld van kunst in de natuur, zou niet misstaan op Oerol. 

 

Aan boord is het dan tijd om deze blog te tikken en een kop koffie te drinken.

Edwin

  


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.