Bijzondere schepen: Vikingschip Harald Hårfagre

Gepubliceerd op 17 mei 2020 om 08:00

Misschien wel het mooiste scheepstype uit de middeleeuwen - de Drakar uit Scandinavië.

 

Ooit was ik in het Vikingschip museum in Oslo. Hier zijn twee vrijwel intacte schepen te bewonderen. Hoe je ook naar deze schepen kijkt - het is kunst. De boeg, de zeeg, de kimmen, de overnaadse planken, de spanten. Alles is perfect geproportioneerd en harmonisch in balans. Het houtsnijwerk op het Gokstad schip is verbluffend mooi.

 

De zeewaardigheid van Drakar’s is spreekwoordelijk - Vikingschepen zouden ongeveer een kwart van de wereld hebben bevaren, van Noord Noorwegen tot de Zwarte Zee, Van de Witte zee tot Groenland, van IJsland tot Canada en alle land wat hier tussen ligt. Bovendien hebben ze vele rivieren bevaren - de Rijn, de Donau, de Wolga.

 

Vikingschepen staan in schril contrast met de galeien van de Middellandse zee - de Phoenisische, Griekse, Romeinse en Ottomaanse schepen van weleer. Dat waren roeimachines met een hulpzeil, en kwamen in actie alleen bij windstilte tot matige wind.  

 

De Drakars moesten wel zeewaardig zijn - de Oostzee, de Noordzee, de Noorse zee, de thuiswateren van de Vikingen, zijn berucht vanwege de zware zeegang en harde wind. Dat kan je alle maanden van het jaar overkomen, dus alleen zeilen in de zomermaanden, wat men in de Middellandse zee in de oudheid deed, zat er voor de Vikingen niet in.

 

De scheepsbouw van de Viking traditie is verder sterk beïnvloedt door wat tegenwoordig Denemarken heet. De wateren om Jutland, de noordpunt van Denemarken, zijn zeer berucht - op het Skagenrak en Kattegat spookt het vaak, en door de vorm van Jutland was er vaak een stuk van de route waar gelaveerd moest worden - haast niet te doen. Om toch van de Noordzee naar de Oostzee of vice versa te kunnen varen, gebruikten de Vikingen de binnenmeren van Jutland - ze sneden het meest moeilijke stuk af. Er was wel een probleem - niet overal was water - de schepen moesten dus op een bepaald stuk over land worden voortbewogen. Dat was in die dagen zonder motoren enorm zwaar werk. De enige manier om het voor elkaar te krijgen was door de schepen heel erg licht te bouwen, en te voorzien van een vlakke ondiepe kiel, en brede kimmen.  Met een grote reeks rechte en mooi ronde boomstammen werd een soort rollerbaan gemaakt waar met man en macht het schip overheen getrokken werd. Als het schip over een roller heen was, werd die weer naar de voorkant gesjouwd en to verder tot de Drakar, bij laagwater, weer aan de waterlijn lag. Dan nog wachten tot vloed om het schip varend te krijgen.

 

De Drakar is dus gevormd door de eisen van zeegang in woest water, en amfibische eigenschappen van Jutland. Gelukkig zijn die eisen niet tegenstrijdig - het is te doen met een vlakke rechte kiel, brede kimmen, en rond oplopende boeg en hek. De onderkant is voor het land, de boeg en hek voor de hoge golven. 

 

Maar hoe zeilde zo’n schip nu echt? Dat wilden de scheepsarcheologen van honderd jaar geleden maar al te graag weten. Hele verhandelingen zijn er geschreven over hoe het geweest zou kunnen zijn. Maar scheepsarcheologie is tegenwoordig niet meer een theoretisch vak, maar een praktijk vak geworden - op veel plaatsen in de wereld worden de schepen van weleer weer opnieuw gebouwd.  

 

 

In Noorwegen is de Drakar Harald Hårfagre gebouwd. Een vierkant getuigd, open houten schip van 35 meter lang, 8 meter breed met een mast van 24 meter hoog. Onder zeil is een topsnelheid van 14 knopen gerealiseerd. Het schip kan geroeid worden door 100 mensen. Aan beide kanten zijn 25 roeiriemen, met steeds twee roeiers per riem. 

 

Het schip is haar Maiden Voyage gemaakt in 2014 en is in 2016 van Noorwegen via IJsland, en Groenland naar de Amerikaanse Oostkust gevaren, in het kielzog van Leif Eriksson, de Viking die Amerika zou hebben ontdekt ruim 500 jaar (!) voor Columbus.

 

Op youtube kun je genieten van filmbeelden van deze Drakar tussen de ijsbergen bij Groenland:

https://www.youtube.com/watch?v=XORSpUUy0lQ

 

Een documentaire op youtube vertelt het verhaal van de bouw van dit Vikingschip, in de plaats Haugesund, aan de kust van Noorwegen.  

https://www.youtube.com/watch?v=29mOXuVoE3o&pbjreload=10

 

Ademloos heb ik het bekeken - ongelofelijk om te zien hoe dit schip met ruim 10 knopen snelheid door de golven klieft. Ruime wind, halve wind, aan de wind, alle koersen vaart het schip en blijft daarbij koersvast. Als je de beelden vaak genoeg bekijkt begin je te snappen waarom het ontwerp van deze schepen zo goed is. 

 

De romp heeft vormstabiliteit (het blijft voornamelijk door de opwaartse kracht van het verplaatste water overeind). Er is wel ballast, maar geen zware kiel zoals kajuitjachten die tegenwoordig wel hebben.

 

De mast is bovendien in verhouding tot de scheepslengte erg kort, dit verminderend het scheef liggen enorm. Om toch voldoende snelheid te maken moet het zeil dus erg breed zijn. Aan de wind is het zeil vlak te trimmen, met vele touwen die aan de onderkant en zijkant van het zeil zijn vastgemaakt. Als de mast van onze Bleu Magenta dezelfde lengte zou hebben in verhouding tot deze Drakar, zou onze mast 9.6 meter moeten zijn, maar we hebben in werkelijkheid een mast van 21 meter boven de waterspiegel.

 

Aan de topsnelheid van 14 knopen kunnen wij niet tippen - onze hoogste gemiddelde snelheid in een uur tijd was 8.5 knopen, die van de Harald Hårfagre is 14 knopen. 

 

De koersvastheid en weinig drift komen door de rompvorm - op de waterlijn lang en slank en bol naar buiten.

 

De vikingschepen hadden een enkele laag planken, overnaads aan elkaar vastgemaakt. Door deze bouwwijze was de scheepshuid nog geen vijf centimeter dik. Ter vergelijking, de Nederlandse Oost-Indië vaarders, zoals de Batavia in Lelystad, hadden een huid van balken en planken van in totaal  een halve meter dik. 

 

Het vrijboord van een Vikingschip (verticale de afstand gemeten van de waterlijn tot de zijkant van het schip (de verschansing boven de dekrand) is maar heel klein, een dikke meter. Vergelijk dat eens met de Pinta van Columbus of de Nao Victoria van Magelhaen, waar dit een meter of vier is.

 

De vikingschepen waren dus hydrodynamisch gevormd, juist genoeg om de golven aan te kunnen. De west Europese schepen van Nederlanders, Portugezen en Spanjaarden waren drijvende kastelen met zoveel mogelijk hout om de zee buiten te houden. Dat is ook het verschil tussen varen met minder dan 5 knopen (Nao Victoria) tot meer dan 20 knopen voor de langste Drakars uit de Viking geschiedenis. 

 

De mooiste architectuur van de vroege Middeleeuwen vind je, naar mijn smaak, niet in gebouwen aan land, maar in de Drakars op zee, in Scandinavië.

 

Lykke til, Draken Harald Hårfagre!

 

Bron:

Alle foto's zijn afkomstig van de officiële website van dit Vikingschip:

https://www.drakenhh.com

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.