Een lange oversteek

Gepubliceerd op 14 april 2020 om 11:37

In de blog al doende leert men, vertelde ik aspirant-zeilers over onze ervaringen met het zeilen op de Middellandse zee, zie:

https://www.g-w-r.eu/blog/399898_al-doende-leert-men

 

Deze blog is een vervolg van dat verhaal - mijn beste advies aan hen die vergelijkbare tochten willen gaan zeilen.

 

Vandaag laat ik u meebeleven hoe het is om als schipper een oversteek te plannen.  Dat zal ik illustreren aan de hand van twee voorbeelden - de Golf van Biskaje, die we reeds gedaan hebben in augustus 2019, en de Tyrreense Zee die op het programma staat voor de overtocht naar Sicilië.

 

De langste oversteek die we tot dusver gedaan hebben was over de Golf van Biskaje. Van Frankrijk naar Spanje kun je eigenlijk vanuit elke west-Franse haven naar elke noord-Spaanse haven oversteken - je bent helemaal vrij om je eigen plan te trekken. Minstens zo belangrijk is dat je een keuze maakt die passend is voor je schip, wat de bemanning aankan, en realiseerbaar is bij het te verwachten weer.

 

Bij die overtocht over de Golf van Biskaje hadden we de hulp van meezeilers Stef en Julia, zodat we een goed systeem van wachten konden doen tijdens de nachtelijke uren - fijn voor de drie kinderen bij ons aan boord die hierdoor gewoon konden gaan slapen. 

 

Van andere zeilers hoor je vaak dat men oversteekt vanaf Bretagne direct naar La Coruña, de noord-west punt van Spanje. 

 

Vertrek is dan bijvoorbeeld vanuit Brest, of Camaret-sur-Mer. Dan heb je het meest moeilijke vaargedeelte met de vele klippen en sterke stroming tussen Bretagne en Ile d’ Ouessant al gehad voor je aan de overtocht begint. Dit is de kortste route naar La Coruña - en je kunt de lastige passage bij Point du Raz (6 knopen stroom mee of tegen, soms brekende golven) omzeilen door ten westen van dit gebied te varen. Daar staat tegenover dat je de hele overtocht doorlopend moet varen en dan ben je 3 tot 5 dagen onderweg, zonder dat je kunt stoppen. In die dagen ben je overgeleverd aan het weer - als het weer onderweg slecht wordt zit je er midden in. Toch hebben  de meeste zeilers die we in Spanje spraken deze route gevolgd. 

 

Je kunt ook langs de hele Franse kust blijven zeilen en dan vlak langs de noord-Spaanse kust naar het westen gaan. Dan is een haven altijd vlakbij, hoef je ’s nachts niet te zeilen, maar is de afstand heel veel langer. Omdat je dan alleen overdag zult zeilen is deze route minimaal één pf twee  weken langer dan rechtstreeks Brest-La Coruña. Bovendien schijnt de hoek bij San Sebastian in de zomer vaak geplaagd te worden door weinig wind. Wie alle tijd heeft kan dit doen - de Zeevalk koos deze route. Wie wil opschieten kiest beter een kortere route.

 

 

Foto: de kust van Bretagne is ruig en prachtig - hier vlak bij de kaap Pen Hir.

Als je goed op de kaart kijkt, zie je snel wat de gulden middenweg is. In ons geval was dat de oversteek van het Franse ile d’ Yeu naar de noord Spaanse stad Gijon. 

 

Hierdoor konden we eerst een paar dagen de Franse kust volgen en steeds een goede haven aanlopen: Vanaf noord Bretagne (Roscoff), zeilden we via L’ Aber Wrac’h, Camaret Sur Mer om Bretagne heen, vervolgens naar Lorient, en daarna het eiland Yeu. Dat is een leuke route, want je ziet veel van de Franse kust onderweg. 

 

Het stuk tussen Ile d’ Yeu en Gijon is dan nog maar een oversteek van 250 mijl wat in anderhalf etmaal te doen moet zijn.

 

De strategie die we in de dagen ervoor hadden bedacht was om op Ile d’ Yeu te wachten op goede wind. 

 

In dit deel van de Atlantische Oceaan is er nog een flink stuk getijde stroom, hoewel flink minder dan in het kanaal tussen Frankrijk en Engeland. In Franse havens is een gids te koop waar de getijden stromen per uur in staan, zodat je het optimale tijdstip van vertrek of aankomst kunt bepalen. 

 

Dan nog het beste moment van de dag. De afstand was zover dat we zeker een etmaal zouden varen, en bij tegenvallende snelheid zelfs twee etmalen. We besloten daarom zo vroeg mogelijk op de dag te vertrekken om maximaal van het daglicht te kunnen profiteren.

 

Door een gelukkige kalender timing (of was dit ongeplande mazzel?) was de maancyclus zodanig dat de ebstroom in de eerste uren na zonsopkomst met ons mee was, terwijl de vloedstroom pas uren later kwam op een moment dat we al in zo diep water zaten dat de bijbehorende stroomsterkte veel minder was. Van het getij hadden we dus meer voordeel in de eerste uren dan nadeel in de latere uren. Mooi meegenomen, dat scheelde ongeveer 10 mijl.

Het grootste geluk was dat we maar één dag hoefden te wachten, wat ons een goede rustdag gaf en de kans de technische staat van het schip nog eens helemaal door te lopen voor de grote oversteek.

 

De volgende dag bij het eerste daglicht konden we aan de bak. De wind zou in de nachtelijke uren toenemen van matig tot 6 Beaufort en daarbij draaien tot noordwest - voor ons uit de perfecte hoek. Na vele uren, zou de wind langzaam afnemen naar windkracht 3. Dat betekende dat we eerst ongeveer 18 uren met halve wind van kracht 6 konden zeilen. 

 

Zo was het voorspeld en zo gebeurde het ook. We waren in de vroege ochtend het enige schip dat de zee koos, alle anderen in de tjokvolle haven, meest Franse vakantiezeilers, wachten rustig tot het minder zou gaan spoken op de Golf van Biskaje. 

 

Het eerste half uur hadden we nodig om met de motor de oostkust van Ile de Yeu af te varen. Dit gaf ons de tijd om de wind richting en kracht goed in te schatten voor we het point of no return zouden passeren. Vlakbij de zuidoost kaap zetten we de zeilen, gereefd, maar niet te klein, om een zo groot mogelijke snelheid te halen. Zodra we iets uit de luwte van het eiland kwamen kregen we een grote deining - golven van een meter of 4 hoog en een periode van ongeveer 11 seconden. 

 

Bij deze deining was maar één koers zeilend goed mogelijk, dwars op de golven - met halve wind en zo hard mogelijk varen. Daarbij bleef de boot goed bestuurbaar. Het point of no return was dus eigenlijk heel vroeg in de etappe - direct al bij de zuidoost kaap van Yeu. Ofwel zouden we de golven en wind moeten trotseren en richting Gijon zeilen, ofwel zouden we moeten omkeren en de haven van Yeu weer aanlopen, of we zouden voor de wind en de golven moeten weglopen en dan maar zien waar we de Franse kust zouden aanlopen. 

 

We besloten - we gaan ervoor - en trimden de boot op maximale snelheid. Dat gaf ons een koers die ons oostelijk van Gijon zou laten landen - maar dat was geen probleem, havens genoeg in Noord Spanje. Als we iets wilden oploeven, moesten we de deining steeds beklimmen waardoor de snelheid steeds flink minder werd. In een bepaald stuk, vlak onder Yeu, was het zelfs nodig de motor bij laten draaien, om elke volgende golf goed op te komen.

 

Nadat we de zuidwestkaap van Yeu een uur achter ons hadden gelaten werd de deining minder - terwijl de wind nog even hard waaide. Dat kwam door het verdwijnen van interferentie effect (golven die door de vorm van het eiland zo gebogen worden dat ze van twee kanten komen en daarom af en toe twee keer zo hoog zijn, en dan weer heel laag; zie de blog golfpatroon).

 

Vanaf hier hebben we de motor uitgezet en uren lang 8 knopen geklokt - daarmee werd de afstand tot de Spaanse kust snel korter. Naarmate de deining minder werd bleek het ook mogelijk een rechtstreekse koers naar Gijon te zeilen.

 

De zon komt erbij - we zeilen acht knopen - het gaat fantastisch!

 

 

De wind bleef lekker doorwaaien - rond middernacht nog steeds 5 Beaufort halve wind. Daarna nam de wind langzaam af. 

 

Tijdens de nachtelijke wacht van Marttje en Edwin kwamen we nog een vloot vissersschepen tegen die besloten hadden allemaal op precies dezelfde plek in de golf van Biskaje te willen vissen (ongelofelijk, ons traject was 250 mijl lang, en alle vissersschepen die we zagen voeren op dat ene stukje van  2 bij 2 mijl - alsof precies daar alle vis van de Oceaan zich verzameld had). Door de wind en de golven konden we niet gemakkelijk uitwijken, maar toch hebben we 8 keer overstag moeten gaan in een uur tijd - hard werken tijdens deze wacht - en onrustig voor degenen in de kooi die probeerden te slapen.

 

We werden afgelost door Stef en Julia die het heel rustig hadden - geen schepen, diep water, een langzaam afnemende wind. Op een gegeven moment om een uur of vijf in de ochtend zeilden we nog maar vier knopen en heeft Stef de motor erbij aangezet. Een goede beslissing - beter met 6.5 knopen het resterende aantal uren van de overtocht minimaliseren, dan blijven zeilen met 4 knopen wat zou betekenen dat we nog een tweede nacht op zee zouden moeten doorbrengen.

 

Uiteindelijk zagen we vanaf 30 mijl afstand de Spaanse kust opdoemen - dan moet je nog een paar uur varen, maar je weet dat het goedkomt. Het werd zelfs nog een heel fijne middag met een warme zon en een eigenlijk wel plezierige lange deining. Aan het eind van de middag bereikten we Gijon.

 

Dit was een goede overtocht-strategie. Vertaald naar een goed plan. Goed uitgevoerd.

 

 

Maar nu de toekomst. We willen naar Griekenland, en de route is voorlopig gestremd. Alle havens van Frankrijk en Italië zijn wegens het Corona Virus momenteel nog dicht. Wat is dan wijsheid?

 

Allereerst moeten we blijven liggen in de haven van Porto Vecchio, Corsica. We mogen niet weg, en we kunnen nergens heen. Dan is liggen blijven in een goede haven met supermarkt vlakbij een prima optie. Alle tijd voor boot onderhoud, huiswerk, lezen, en blogs schrijven.

 

Maar als de havens weer open gaan, hoe gaan we dan varen? Ik heb alle tijd gehad deze vraag te beantwoorden - leest u maar verder.

 

Stel dat de havens van Frankrijk en Corsica eerder open gaan dan die op Italië. Dan gaan we eerst de zuid en westkant van Corsica bekijken - havens genoeg en heel veel mooie ankerbaaien. Hier kun je makkelijk 4 weken varen en nog niet alles hebben gezien - aan mooi vaargebied en prachtig eiland hier geen gebrek.

Op het moment dat de havens op Sardinië en Sicilië weer opengaan, willen we naar het zuiden gaan. De korte oversteek van Corsica naar Sardinië is geen probleem - vaak is hier door de vorm van deze eilanden ofwel halve wind uit westen ofwel uit het oosten. Dat word een lekkere dag zeilen.

 

Daarna is de oostkant van Sardegna mooi - dat voert ons langs de veel geprezen Costa Smeralda - het zeilers mekka van Italië, en de eilanden archipel La Madallena. Dat is een kwestie van goed navigeren in het diepere water tussen de vele eilanden en rotsen. 

 

Vanaf hier zuidwaarts langs de kust, tot we de oversteek kunnen doen naar Sicilië.

 

Voor de overtocht van zuidoost Sardinië naar noord west Sicilië zijn een aantal mogelijkheden.

 

Als we willen wachten in een goede haven op een gunstig weerwindow, kunnen we naar Arbatax (een wat grotere stad midden aan de oostkant van Sardinië), of een flink stuk verder zuidelijk, het haventje van Porto Corallo (bij Cabo San Lorenzo), of net ten westen van de zuidoostkaap, het haventje van Villasimius. 

 

Vanuit Arbatax is de overtocht het verst, maar hebben we tijdens de dagen wachten op gunstige wind de tijd om het eiland te bekijken. Vanuit Villasimius is de overtocht het kortst, maar de haven uitvaart is daar lastiger, maar wel te doen bij daglicht. Beginnend vanuit Porto Corallo is de overtocht 5 mijl langer (dan vanuit Villasimius), maar deze haven uitvaren is zeer eenvoudig en dan zitten we ook direct op de goede koers, en hoeven we de tijd ervoor niet eerst door te varen tot Villasimius.

 

Mijn voorgevoel zegt dat we ook hier voor de gulden middenweg zullen kiezen.

 

De overtocht is tussen 153 en180 mijl lang en zal tussen de pakweg 18 en 35 uren tijd nemen, afhankelijk van de windrichting en sterkte. Ook is er in perioden met aanhoudende noordwesten wind kans op een stroom mee van 0.5 knopen - best fijn, dat scheelt ongeveer twee uur tijd bij de overtocht.

 

Welke overtocht-strategie gaan we dit keer kiezen?

 

We willen niet na een lange zeiltocht in het donker aankomen, dus plannen we het zo dat we in de uren na zonsopkomst aankomen. Bij een wind die ons 7 knopen zeilende snelheid of meer kan geven, kunnen we rond 12:00 vertrekken. Is de wind minder gunstig dan gaan we een paar uur eerder weg. Zo zullen we ergens tussen 07:00 en 20:00 aankomen op de dag na vertrek.

 

Eb en vloed speelt in de Middellandse Zee nagenoeg geen rol - de waterstand verandert bijna niet, en stroming door getij is er daarom ook vrijwel niet. We hoeven daarom geen rekening te houden met eb en vloed.

 

Dan blijft alleen over de wind - bij onze laatste zeildagen hebben we een snelheidsdiagram van onze boot gemaakt (voor de kenners - een polair snelheidsdiagram). Gewapend met deze kennis staat er op ons verlanglijstje een wind tussen noord-noord-oost en oost-noord-oost van 15 tot 25 knopen, of tussen zuid en zuid west, met dezelfde windsterkte. Noord west met 25 - 30 knopen mag ook, als de wind in de nacht maar flink afzwakt. Deze winden geven ons ruim 7.5 knopen.

 

We kunnen oversteken naar ruwweg drie havens - het eiland Favignana ten westen van Sicilië, of op Sicilië zelf de haven van Trapani of Cabo de Vito. Vanuit Porto Corallo zijn deze afstanden 155, 159, respectievelijk 164 mijl.

 

Eenmaal onderweg gaan we de diverse koersen testen om te zien welke koers het snelste is. En pas dan kiezen we welke haven het gaat worden.

 

Tot zover de theoretische voorbereiding - ik hoop het praktijk examen Tyrreense zee oversteken spoedig te kunnen uitvoeren. 

 


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.